In 1809 maakte Lord Byron, eenentwintig jaar oud, samen met zijn vriend John Cam Hobhouse een Grand Tour, zoals in zijn tijd gebruikelijk was bij studenten uit de aristocratie. Byron, eigenzinnig en onvoorspelbaar als hij was, deed iets ongebruikelijks: hij maakte een tocht te paard door Epiros en Zuid-Albanië, gebieden die zelden bereisd werden door vreemden en als gevaarlijk bekend stonden. Toen het de even beminnelijke als wrede Ali Pasja, de toenmalige heerser, ter ore kwam dat er een adellijke Engelsman op zijn grondgebied vertoefde, stond hij erop dat deze hem in zijn paleis in Tepelenë zou bezoeken. Over de luxueuze logeerpartij bij Ali Pasja schreef Byron een fascinerende brief aan zijn moeder waarin hij laat weten hoe diep hij onder de indruk was van de oriëntaalse pracht en het bizarre mengsel van Albanese ruigheid en Turkse hoffelijkheid. Tessa de Loo las die brief bijna twee eeuwen later en raakte bezeten van de gedachte mee te willen naar Ali Pasja. Daarom volgde zij Byron en Hobhouse in de herfst van 1996, wisselend te paard en te voet, over het oorspronkelijke pad in de bergen, dat vooral in Albanië nog grotendeels onaangetast is. In 'Een varken in het paleis' mengt Tessa de Loo vele genres - dat van het reisverhaal, de biografie en de historische documentaire - tot een meeslepend boek.
'Het rookoffer' is het verhaal van een tragische liefde tussen een lerares en een leerling op de middelbare school. Op een heel suggestieve en overtuigende manier - het vertelprocédé voert de lezer stap voor stap terug in de tijd - schetst dit boek de onmogelijkheid van een dergelijke verhouding binnen het schoolmilieu. Het is ten slotte de vrouw die, bespot, verraden en in de steek gelaten, moet boeten.
Twee bejaarde vrouwen, een Nederlandse en een Duitse, ontmoeten elkaar bij toeval in het Thermaal Instituut van het famueze kuuroord Spa. Ze herkennen in de ander hun verloren gewaande tweelingzuster. Gedurende hun kuur - beiden lijden aan artrose - vertellen ze hun levensverhaal: het wordt de laatste kans om een kloof van bijna zeventig jaar verwijdering te overbruggen. Geboren in Keulen, in 1916, zijn ze na het overlijden van hun ouders door familieleden bruusk van elkaar gescheiden. Anna groeit op bij haar grootvader, in een primitief boers en katholiek milieu aan de rand van het Teutoburgerwald. Lotte belandt vanwege haar tbc in Nederland, bij een oom met sterk socialistische sympathieën. Door de slechte verhouding tussen de families raakt ook het contact tussen de beide zusjes verbroken. De volstrekt Hollandse Lotte, die tijdens de oorlog joodse onderduikers heeft beschermd, staat aanvankelijk uiterst wantrouwig tegenover haar hervonden tweelingzuster, maar wordt door de aangrijpende verhalen van Anna geconfronteerd met de keerzijde van haar eigen werkelijkheid: het lijden van gewone Duitsers in oorlogstijd. In deze monumentale roman volgt de lezer de meeslepende lotgevallen van twee vrouwen gedurende de Tweede Wereldoorlog: hun beider geschiedenis lijkt één grote vergeefse poging om boven vijandschap en wantrouwen uit te stijgen. Binnen en subtiel uitgewerkte en gewaagde structuur doseert deze roman een maximum aan ontroering, in soevereine en uitgewogen stijl.
In een bergachtige streek in Frankrijk verdwijnt op klaarlichte dag de filmster Isabelle Amable. Opsporingsacties blijken vergeefs en worden spoedig gestaakt. Alleen de dorpsonderwijzer Bernard Buffon berust niet. Isabelle is ontvoerd door de lelijke en door iedereen gemeden Jeanne Bitor, die zich voorneemt de schoonheid van Isabelle te verwoesten door haar te laten verhongeren. Dan vindt er een toenadering tussen de beide vrouwen plaats. Of is die slechts schijn?
Tijdens het Beleg van Haarlem (1572-1573) weet Kenau Simonsdochter Hasselaer zo’n driehonderd vrouwen ertoe over te halen om, zij aan zij met de soldaten, vanaf de stadswallen te vechten tegen de vijand. Het gaat er niet zachtzinnig aan toe: ze gooien hete pek, kokende olie en brandende hoepels over de hoofden van de aanstormende vijand. De vrouwen worden gedreven door angst, omdat de Spanjaarden kort daarvoor een waar bloedbad hebben aangericht onder de vrouwen en kinderen van Zutphen en Naarden. Deze historische roman beschrijft dit bewogen half jaar uit het bijzondere leven van Kenau Simonsdochter Hasselaer, de weduwe van een scheepsbouwer uit Haarlem.
Tessa de Loo krijgt van een vriend een hond als kerstcadeau. Het blijkt een vondeling te zijn – zijn angst voor mensen doet het vermoeden rijzen dat hij in zijn korte bestaan als jachthond ernstig mishandeld is. Met hem onafscheidelijk aan haar zijde ontdekt ze Portugal, het land waar ze kort daarvoor is neergestreken. De lezer wordt meegesleept in verhalen over hoe ze Daan pousada’s binnensmokkelt, over zijn heftige liefdesleven, ontdekkingstochten in de natuur en zijn passie voor mugjes. Wanneer hij overlijdt, begraaft ze hem aan de voet van een dikke ficus. Maar Daan is daar niet, hij zit in dit verhaal. Het verslag van een bewogen hondenleven, van een intelligente Bretonse spaniel met gevoel voor humor en drama, een armzalige vondeling die zich ontpopt tot de leukste schrijvershond van het noordelijk halfrond.
Toen Tessa de Loo door het autoblad Carros werd gevraagd vaste columniste te worden, had ze alle ruimte om haar ambivalente houding ten opzichte van auto's te onderzoeken. Ze maakt er geen geheim van dat een comfortabele eigen auto haar zeer van pas komt tijdens haar vele verplaatsingen, maar gaf ook toe dat een auto uiteindelijk niet meer is dan gebruiksvoorwerp - wel één waaraan je emotioneel gehecht kunt raken.
Greta rijdt vergezeld door haar kleine spaniel Joost op haar bromfiets naar huis. Zonder goed te beseffen wat er gebeurt, is ze getuige van de landing van een rond plat voertuig. Er opent zich een deur, de hond rent naar binnen en het voertuig verdwijnt net zo geruisloos als het is gekomen. Niemand gelooft Greta's verhaal. Het maakt haar wanhopig.
In een klein dorp sticht een aantal mensen dat na de revolutionaire euforie van de jaren zestig de stad ontvlucht is een gemeenschap. De geestelijk leider heeft, gerijpt door mystieke ervaringen, een heilig geloof in een menselijker samenleving. Liefdevol met elkaar omgaan zonder de eigen individualiteit op te geven, dat is zijn credo. Maar al snel treedt binnen de gemeenschap een schisma op. Langzaam maar zeker verwateren de idealen en krijgt ook Meander te maken met de harde werkelijkheid.
Tussen Noor en Eva Denekamp, twee zussen van rond de vijftig, botert het niet. Ze zien elkaar zelden. De diepgaande verschillen komen pas echt aan het licht, wanneer Noor vanuit Amsterdam haar zus in de Achterhoek opzoekt met opzienbarend nieuws. Het wordt een turbulente ontmoeting, waarbij het er niet zachtzinnig aan toe gaat. Oude gevoelens van wrok en jaloezie herleven, oude wonden worden opengereten, verwijten vliegen over en weer. Dan vertelt Noor eindelijk het intieme geheim dat hun levens zou kunnen ontwrichten. Het is nu aan hen: willen ze voorgoed blijven steken in rancune of zelfmedelijden, of zal het de zussen lukken boven zichzelf uit te groeien?